Patrick Janssens is lid van het mobiel team van het Vlaams Centrum voor Elektronisch Toezicht (VCET). ‘Er bestaan veel vooroordelen over mensen met een enkelband. Kennissen begrijpen vaak niet waarom ik deze job doe: zo gevaarlijk!’
Wij doen technische interventies bij mensen die onder elektronisch toezicht staan, bij hen thuis of in de gevangenis. De enkelband en de centrale installeren, (des)activeren en technische problemen oplossen. Gemiddeld doen we vijf interventies per dag, in één bepaalde regio. Voor mij is dit echt een droomjob. Ik ben altijd onderweg – een kantoorjob is niets voor mij – en ik heb veel sociale contacten. Vroeger werkte ik als technicus voor een privébedrijf en eigenlijk is dit hetzelfde: alleen zijn mijn klanten nu cliënten onder elektronisch toezicht. Waardoor de verhalen uiteraard wel anders zijn.
Ja, dagelijks krijg ik zware verhalen te horen. Al zijn de meeste cliënten heel tevreden: ze kunnen blijven werken en hebben ook een aantal uren vrije tijd, wat toch een pak aangenamer is dan een gevangenisstraf. Al zijn er natuurlijk ook mensen die het onrechtvaardig vinden. Een belangrijk deel van mijn werk is emoties juist proberen in te schatten, ik heb veel inlevingsvermogen nodig. Je komt bij mensen thuis binnen, dus is het niet de bedoeling dat je daar meteen de baas gaat spelen. Al denk ik wel dat deze job niet voor iedereen weggelegd is: ik heb toch al een aantal collega’s zien afhaken. Je moet er een beetje voor in de wieg gelegd zijn. En je mag natuurlijk niet bang zijn, iets waar ik nog nooit last van heb gehad.
Bij vrienden en kennissen krijg ik vaak dezelfde reactie: je bent zeker gek dat je dit wilt doen, zo gevaarlijk! Maar dat valt best mee. Soms ontmoet ik wel mensen die misnoegd zijn over hun enkelband. Ze vinden het bijvoorbeeld oneerlijk dat ze niet in hun tuin mogen, op momenten dat ze binnenshuis moeten blijven. Dat mondt weleens uit in verbale agressie. Maar eerlijk? Tijdens mijn vorige job, bij ‘gewone klanten’, werd ik vaker afgeblaft. Ik probeer altijd heel vriendelijk te zijn en te anticiperen, waardoor ik negatieve gevoelens meestal in de kiem kan smoren. In de drie jaar dat ik dit werk doe, ben ik nog maar twee keer moeten vertrekken zonder de activatie te kunnen doen. Dat valt heel goed mee, vind ik.
Zowat 30% van mijn taak bestaat uit het oplossen van zulke problemen. Als er iets misgaat, krijgen wij meteen een alarm en gaan we ter plaatse. Dat kan door een verstoring in de centrale, of door een platte batterij. Maar soms wordt er ook aan de enkelband getrokken. Dat kan per ongeluk gebeuren: als de cliënt bijvoorbeeld ergens aan blijft hangen. Maar er zijn ook regelmatig cliënten die het systeem willen manipuleren. Zo heb ik al meegemaakt dat een man zijn enkelband afdeed en rond zijn vaders enkel plaatste, zodat hij dacht zelf ongestoord naar buiten te kunnen. Dat was buiten onze alertheid gerekend. Gelukkig kan een manipulatie nooit ongemerkt gebeuren: het is een waterdicht systeem.
Het materiaal is aan modernisering toe, maar daar wordt volop aan gewerkt. Elektronisch materiaal is nu eenmaal slijtgevoelig, en veel stukken zijn toch al tien jaar oud. En daarnaast zouden onze werktijden ook wat flexibeler mogen. Nu moeten we beginnen om 8u en stoppen om 16u06. Als je op de baan bent, zijn die strikte uren niet evident. Bij de federale overheid was er toch wat meer flexibiliteit dan in Vlaanderen. Maar verder ben ik best tevreden!