In december vond de conferentie Justitiehuizen plaats, in de aanloop naar het decreet Justitiehuizen. Daarvoor werden heel veel betrokkenen bevraagd, van de justitieassistenten zelf tot magistraten en hulpverleners. Een goede zaak, vindt beleidsmedewerker Nina Gryson.
Dat is een traditie bij de Justitiehuizen. We hebben altijd al veel overlegd met de magistratuur, bijvoorbeeld over hoe er lokaal moet worden omgegaan met wachtlijsten of hoe nieuwe regelgeving het best kan worden geïmplementeerd. En ook met hulpverleners, om een aanbod op maat te kunnen bieden. Ons cliënteel, waaronder ex-gedetineerden, vindt niet altijd even makkelijk zijn draai in de hulpverlening, dus daar moet (nu en in de toekomst) veel over gepraat worden. De overstap naar de Vlaamse overheid zagen we vooral als een kans om iedereen beter op elkaar af te stemmen. Ten eerste intern: ons afdelingshoofd heeft alle Justitiehuizen bezocht. Maar er waren ook gemengde discussiegroepen met stakeholders. Enerzijds de magistratuur, onze opdrachtgever die zorgt voor de ‘instroom’. En anderzijds de ‘uitstroom’: partners binnen hulp- en dienstverlening, zoals OCMW’s en CAW’s waarnaar we ons cliënteel sturen voor bijvoorbeeld het volgen van een therapie. En ten slotte willen we intern nog met andere afdelingen samenzitten, zoals Welzijn en Samenleving.
Dat we mogen durven zeggen dat we bepaalde sterktes hebben in onze werking en dat we die ook willen behouden. Zo werken wij altijd in opdracht van de gerechtelijke overheden en moeten we aan hen rapporteren. Daar hoort een specifieke methodiek bij, die goed werkt en die we ook willen doorzetten. Daarnaast hebben wij als Justitiehuis een controlerende en begeleidende taak en we willen die dubbele rol ook graag blijven spelen. Bij de overstap naar de Vlaamse overheid was er bij veel medewerkers ongerustheid: we zullen toch niet ineens voltijds hulpverlener of controleur worden? Ook bij de externe stakeholders horen we vooral diezelfde boodschap: iedereen moet zijn rol kunnen blijven spelen.
De grote meerwaarde zat vooral in het emotionele. Voor de Justitiehuizen zelf had het een soort ‘ceremoniële’ betekenis: eindelijk was de overstap naar Vlaanderen officieel. Doordat er zoveel aanwezigen waren, ontstond er ook een zeer positieve vibe. Dit is geen makkelijke periode, omdat we heel onzeker en zoekend zijn – het is bijna een existentiële crisis – maar de conferentie heeft ons allemaal dichter bij elkaar gebracht. Ook de partners trouwens, zij kwamen uitgebreid aan bod en we wilden tonen dat we dit traject samen met hen afleggen. Ten slotte zijn er ook enkele academici aan het woord gekomen, wat zorgde voor de nodige erkenning.
Voor bepaalde partners was het echter een teleurstelling. Ze hadden gehoopt duidelijke antwoorden te krijgen op hun vragen over hoe de Justitiehuizen hun werk in de toekomst inhoudelijk zullen invullen. Maar dat was helaas onmogelijk. De conferentie was slechts een eerste stap, het was nog te vroeg voor grote beslissingen of een visietekst.
Het belangrijkste doel is natuurlijk het decreet Justitiehuizen op basis van een conceptnota waar we nu aan werken. Op de conferentie is een aantal bouwstenen gepresenteerd die daar zeker in zullen komen. Zoals bijvoorbeeld het beroepsgeheim, een kwestie die vaak voor discussies zorgt. Daarrond zullen we voor eens en altijd een standpunt moeten innemen, zodat het voor iedereen duidelijk is. En verder zijn we nu vooral bezig met het uitwerken en expliciteren van onze visie en methodiek.