De wet op bemiddeling in strafzaken bestaat al ruim 20 jaar en is een succesverhaal, vindt justitieassistente Lies Keppens (Justitiehuis Kortrijk). ‘Alle betrokken partijen krijgen de kans om het misdrijf onderling te bespreken en het liefst ook op zoek te gaan naar een oplossing.’
Wij krijgen een dossier binnen van de procureur en we doen een ‘aanbod’ aan de betrokkenen, dader en slachtoffer. Zij zijn niet verplicht om mee te werken, alles moet gebeuren met instemming van beide partijen, waarna de bemiddeling kan beginnen. We hebben eerst aparte gesprekken met de partijen: wat wil het slachtoffer hersteld zien, wat verwachten ze (schadevergoeding, excuses, een tegenprestatie, een contactverbod, emotionele verwerking …), enzovoort. Als de partijen dit wensen, is een gezamenlijk gesprek mogelijk. Voor sommige mensen kan dit echt een meerwaarde bieden, maar dat is afhankelijk van persoon tot persoon. Er wordt altijd naar een akkoord toegewerkt. Als zo’n akkoord bereikt is, wordt het op papier gezet en door beide partijen ondertekend. Dan gaat de justitieassistent in gesprek met de dader over de achtergrond van de feiten, om zo een gepaste maatregel voor te stellen. Therapie bijvoorbeeld, vorming of dienstverlening. De dader heeft maximaal zes maanden tijd om die maatregelen te volbrengen. Tijdens een zitting bij de procureur wordt alles geofficialiseerd en na zes maanden volgt een evaluatie en in de meeste gevallen een positieve afronding.
De partijen kunnen (direct of indirect) met elkaar in gesprek gaan, wat bij velen een helend, positief effect heeft. Daarnaast is het voor daders ook belangrijk om geen strafblad te hebben: vaak is dat de reden waarom ze deze kans met beide handen grijpen. En voor slachtoffers kan bemiddeling een manier zijn om alles te verwerken, ze kunnen een antwoord krijgen op hun vragen (‘Waarom is mij dit overkomen?’) en ze krijgen vaak sneller een schadevergoeding of andere compensatie dan wanneer het via de rechtbank gaat. Wij vragen slachtoffers altijd of ze het een kans willen geven. Zijn ze hiertoe bereid, dan hebben we een goede basis om de bemiddeling te starten, en in veel gevallen ook tot een goed einde te brengen.
Naar aanleiding van het 20-jarig bestaan van de wet in 2014, hebben we een aantal daders en slachtoffers gecontacteerd die bij ons in bemiddeling zijn geweest. We hebben dossiers uitgekozen die positief afgerond zijn, net omdat we wilden peilen naar de meerwaarde van bemiddeling, vanuit hun ervaring. Van de 60 mensen die we hebben aangeschreven, hebben er 25 gereageerd. Een van de daders schreef dat hij het contact ‘menselijk’ vond. ‘Ik voelde ook ergens wat begrip – laat me duidelijk stellen: natuurlijk geen goedkeuring – voor de moeilijkheden die me tot mijn misstap gebracht hadden. Dat maakte echte communicatie en zelfreflectie mogelijk in plaats van defensieve reacties.’ Ook van de andere daders kregen we een vrij positief verhaal.
Ik herinner me nog goed het verhaal van een werkgever die bestolen is door een van zijn werknemers. Hij wilde graag dat die bij hem kwam werken als ‘goedmaking’, zoals hij zelf schreef. En op dit moment werkt hij er nog. En er was ook een zedendossier: een jonge vrouw die aangerand was door een jongen die ze al lang kende. Zij stemde vooral in met de bemiddeling voor zichzelf, om alles te verwerken. Maar ze vond ook dat de dader een tweede kans verdiende en was erg tevreden dat ze tijdens een confrontatie met hem excuses en begrip kreeg.