Justitieassistent Els Baeyens (Justitiehuis Mechelen) en beleidsmedewerker Tom Bogaert (Centraal Bestuur) werken met en rond geïnterneerden en trokken vorig jaar op ‘studiereis’ naar Nederland. ‘Vooral het werken met ervaringsdeskundigen was heel inspirerend.’
Baeyens: Eigenlijk zijn dat dossiers zoals alle anderen. Met het grote verschil dat geïnterneerden verplicht in behandeling zijn bij een psychiater. Ze botsen vooral op onbegrip: in de hoofden van veel mensen staat ‘geïnterneerd’ synoniem voor ‘opgesloten in een instelling’. Maar de mensen die wij opvolgen, zijn allemaal vrij op proef en de meesten wonen thuis. Emotioneel is zo’n internering moeilijker dan een gewone straf. Dit gaat niet over hun gedrag, maar over hun persoonlijkheid. En de termijn is onzeker, waardoor het soms lastig is om de moed erin te houden.
Bogaert: Als beleidsmedewerker werk ik rond verschillende thema’s, waaronder internering. Op dit moment gaat er vooral aandacht naar de nieuwe interneringswet: de oude dateert al uit 1930 (met een herziening in 1964) en is heel zwak wat rechtszekerheid betreft. Er is te veel ruimte voor eigen interpretatie en de geïnterneerden staan daardoor niet sterk genoeg.
Bogaert: Er werd een netwerkdag rond internering georganiseerd, voor alle partners die daar dag in dag uit mee bezig zijn. Het beklijvendst was de getuigenis van Toon Walravens, een ervaringsdeskundige die zelf jarenlang gedetineerd en geïnterneerd was in Nederland. Hij deelde zijn levensverhaal en op het einde lanceerde hij een wedstrijdvraag: we moesten neerschrijven wat we zouden meenemen uit zijn verhaal. De winnaars mochten naar De Woenselse Poort in Eindhoven: een groot FPK (Forensisch Psychiatrische Kliniek) met 250 bedden en ruimte voor 400 ambulante patiënten. Allemaal mensen met een psychiatrische stoornis die een misdrijf hebben gepleegd en die een behandeling opgelegd kregen.
Baeyens: Ik was onder de indruk van het parcours van die man: hij bewijst dat een moeilijk en zwaar verleden niet betekent dat je niets meer van je leven kunt maken. Nu werkt hij als beleidsmedewerker in het FPK. Hij wilde ons vooral laten zien hoe belangrijk de betrokkenheid van patiënten en hulpverleners is. Dat heeft me enorm geraakt.
Bogaert: Aan de buitenkant lijkt het op een moderne gevangenis, dat voel je ook als je naar binnen wil: door de metaaldetector, al je spullen afgeven, strenge controle… Maar eenmaal binnen kom je in een dorp terecht, met allemaal kleine paviljoentjes. Dan verdwijnt het gevangenisgevoel compleet. Er zijn woongebouwen, werkruimtes, een centrale eenheid met winkeltjes, een plek waar bankverrichtingen kunnen gebeuren, een tennisveld, ontspanningsruimtes… Binnenkort komt er zelfs een cybercafé, met de hulp van studenten die zich vrijwillig inzetten. Het is heel ruim en open: je merkt de muren niet eens meer.
Bogaert: Wij zijn in Vlaanderen tevreden met de komst van het FPC, en terecht: het heeft lang geduurd voor er één was. Maar als je dan vergelijkt met de Nederlandse varianten – want De Woenselse Poort is geen alleenstaand geval – is het verschil toch enorm. In Gent zijn er grasvelden en mooi ingerichte kamers, de sfeer is er zo huiselijk mogelijk, maar het lijkt een gevangenis. Dat vind ik toch een gemiste kans.
Baeyens: In Nederland worden geïnterneerden echt als mensen gezien. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar helaas is dat het niet altijd. Hier hebben medewerkers van justitie soms het gevoel dat ze zich moeten schamen omdat ze menselijk omgaan met daders. Terwijl ze in Nederland veel steviger in hun schoenen staan: ze gaan ongedwongen met hun cliënten om, met enorm veel respect en vertrouwen, ook al hebben zij soms zware feiten gepleegd.
Bogaert: De risico-taxatie is daar een goed voorbeeld van. Dat zijn instrumenten om in te schatten welke risico’s er op dit moment zijn op recidive. In ons land wordt dat boven de hoofden van daders afgenomen. Terwijl de Nederlanders die instrumenten gebruiken in hun therapie: daders mogen zelf inschatten hoe groot het risico (nog) is en de therapeuten leggen hun inschatting ernaast. Zo wordt het een voorwerp van dialoog. En wat nog het meest opvalt: meestal schatten de cliënten zichzelf negatiever in dan het behandelende team.
Baeyens: Bovendien is deze werkwijze niet weggelegd voor de happy few: cliënten die verstandig genoeg zijn om aan introspectie te doen. Ook voor zwakbegaafden worden er oplossingen gezocht, met emoticons bijvoorbeeld. Sowieso kiezen ze in Nederland veel meer voor een visuele aanpak: de risico’s worden voorgesteld als een spin, de poten zijn de verschillende werkpunten. Wat groen kleurt heeft de cliënt zelfstandig onder controle. Oranje staat voor ‘onder controle met hulp van het team’. Aan de rode punten moet nog volop gewerkt worden en die worden nu bewaakt door het team.
Baeyens: Wij zijn zelf natuurlijk geen behandelaars, maar we vinden het heel belangrijk om cliënten te betrekken bij de begeleiding en hen aan te spreken op hun verantwoordelijkheden, door samen doelen te bepalen en ook de weg om die doelen te bereiken. In de gevangenis wordt hun hele dag uitgestippeld, ze mogen niets zelf beslissen. Eenmaal ze buitenkomen, is dat een grote aanpassing.
Bogaert: Voor het beleid is het altijd een aandachtspunt om de cliënt centraal te krijgen en te houden, we mogen ons niet laten afschrikken door lange wachtlijsten en personeelsgebrek. Dankzij de overstap van de Justitiehuizen naar Vlaanderen krijgen we nu de kans om onze visie en methodiek heel grondig uit te werken. Zodat we als afdeling sterk staan en met één stem naar buiten kunnen treden, zoals we in Nederland hebben gezien.
Baeyens: Werken met ervaringsdeskundigen lijkt me zeker een goed idee. In De Woenselse Poort werken er acht, en in de hele geestelijke gezondheidszorg van de regio Eindhoven maar liefst 79. Helaas is er in België nog vrij veel argwaan tegenover ervaringsdeskundigen, zeker bij Justitie: mensen hebben het gevoel dat ze een ‘crimineel’ binnenhalen. Nochtans hebben ze zeker een meerwaarde, door hun alternatieve blik. Voor hun eigen leven is het uiteraard heel belangrijk, maar ze zijn ook een voorbeeld voor huidige geïnterneerden: zo kan het ook! In ons land wordt vaak naar cliënten gekeken als ‘een ander soort mensen’, terwijl ze in Nederland bewijzen dat dat totaal niet klopt. Wie de ene dag cliënt is, kan de andere dag het beleid mee bepalen. Een heel krachtig signaal.
Bogaert: In Nederland staan ze ook al verschillende stappen verder met zogenaamde e-health: digitale toepassingen om de therapie te ondersteunen. Wanneer cliënten worden opgenomen in het FPK, krijgen ze standaard een tabletcomputer, waar gaandeweg meer apps op komen. Toepassingen om te stoppen met drinken of roken, filmpjes met getuigenissen, huiswerk, apps om vragen te stellen aan hun therapeut… Zo kunnen de patiënten op hun eigen tempo op zoek naar de informatie die ze nodig hebben. En ze kunnen de behandeling zelf in handen nemen: pure empowerment.