In 2015 werd er een campagne gelanceerd om deze instrumenten, bemiddeling en cliëntoverleg, bekend te maken. Er werd ook een ludiek filmpje gemaakt, dat zowel op mijn.jeugdhulp.be als op YouTube te vinden is.
‘De kwaliteitsprincipes van de aanpak zijn bij bemiddeling en cliëntoverleg nagenoeg gelijklopend. Het verschil is dat bemiddeling als nieuw instrument wordt ingezet bij conflicten die de continuïteit van de hulpverlening in gevaar brengen. We willen vermijden dat er door conflicten breuken ontstaan in het traject van een jongere. De partijen die met elkaar in conflict liggen, krijgen bij bemiddeling de kans om zelf een oplossing te zoeken voor de jongere. Zo kan een vechtscheiding van de ouders een reden tot bemiddeling zijn als er geen eensgezindheid is over hoe de hulp voor hun kind georganiseerd moet worden.’
‘Cliëntoverleg, waarmee we ervaring hebben sinds 2008, gaat veel breder. Bij dit overleg zitten betrokken hulpverleners samen met het cliëntsysteem - de jongere, zijn ouders en hun sociaal netwerk - om te bekijken hoe ze de nodige of gevraagde hulp op elkaar kunnen afstemmen. Bij dit overleg vertrekt men vanuit de vragen en de verwachtingen van de cliënt. Men stelt een werkplan op waarbij de hulp afgestemd is en iedereen van elkaar weet waar men mee bezig is. Belangrijk is ook dat cliënten daar een stem in krijgen en dat er naast de inzet van professionele hulp ook aandacht is voor de aanwezige krachten bij de cliënt zelf en zijn sociaal netwerk. We vinden het heel belangrijk om na te gaan waarvoor de cliënt en zijn omgeving zelf kan instaan. Op het moment dat de hulp stopt, valt de cliënt immers terug op zijn netwerk. Om de uitvoering van het plan meer kans te geven, wordt telkens ook een hulpcoördinator aangeduid. Dat is iemand van de professionele hulpverleners die het voortouw neemt. Als het werkplan niet loopt, vraagt de hulpcoördinator een vervolgoverleg aan. Daarbij worden de gemaakte afspraken geëvalueerd en bekijkt men hoe men het werkplan kan bijsturen. Het is dus eigenlijk een traject dat uit opeenvolgende cliëntoverlegmomenten kan bestaan.’
‘De cliënten zijn heel divers. Het overleg staat open voor alle jongeren die gebruik maken van jeugdhulpverlening, ook van buiten de sector Integrale Jeugdhulp. Dus ook jongeren die gebruik maken van drughulpverlening of jongeren die in de psychiatrie zitten, kunnen er een beroep op doen.’
‘Wij volgen de aanvragen mee op en fungeren als een soort back office voor de loketten. Zij kunnen bij ons terecht met vragen, wij organiseren mee de vorming van de voorzitters en bieden ondersteuning bij intervisiemomenten. In 2015 hebben we, naast de regionale intervisiemomenten van de loketten, ook drie Vlaamse intervisiemomenten georganiseerd. De bedoeling is de kennisoverdracht over de regio’s heen te bevorderen. Ook de vorming die we hebben uitgewerkt is nu over heel Vlaanderen hetzelfde; cliënten hebben om het even waar recht op een overleg van hetzelfde kwalitatieve niveau.’
‘Hetzelfde geldt ook voor bemiddeling. De bemiddelaar zit rond de tafel met de partijen die betrokken zijn bij het conflict en probeert de communicatie weer op gang te trekken. Ook hier streven we via vorming en kennisoverdracht naar eenzelfde kwalitatief niveau over heel Vlaanderen.’
‘De bemiddelaars en de voorzitters die door de loketten worden aangeduid krijgen een bescheiden vergoeding voor hun werk. Er zitten een aantal jeugdadvocaten in de pool, hulpverleners en mensen uit het onderwijs die dit er in hun vrije tijd bij nemen, evenals gepensioneerden met ervaring in jeugdhulp of bemiddeling. Het is dus een heel diverse groep en sommigen zijn zowel beschikbaar als voorzitter en als bemiddelaar.’
‘Ook voor een voorzitter van een cliëntoverleg zijn neutraliteit en onafhankelijkheid belangrijke principes. Als hij zelf werkzaam is binnen een voorziening BJB en er zitten hulpverleners uit dezelfde sector rond de tafel dan vinden wij het beter dat iemand het voorzitterschap opneemt die minder verbonden is met de sector. We willen vermijden dat zelfs een zweem van partijdigheid tot een negatieve perceptie leidt. Dat is ook zo voor de loketten in de provincies, waarvoor we dit jaar een nieuwe inbedding zoeken, omdat de provincies de persoonsgebonden materies moeten lossen. Een belangrijk criterium voor de nieuwe locatie zal de onafhankelijkheid in het jeugdhulplandschap zijn. Maar we blijven in elke provincie wel werken met de bestaande pools van voorzitters en bemiddelaars.’