Naar een globale strategie tegen dak- en thuisloosheid sluit en ga terug naar de vorige pagina

Recent is er een Gemengd Platform opgericht dat zich buigt over een Vlaamse globale strategie om de complexe problematiek van de dak- en thuisloosheid aan te pakken. ‘Om te slagen moet de strategie verder reiken dan één regeerperiode’, zegt Caroline Beyers van de afdeling Welzijn & Samenleving.

Caroline Beyers: ‘Bij de Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) is de thuislozenzorg al lang een onderdeel van hun werking. Het gaat dan vooral over residentiële opvangcentra voor mensen die op straat komen te staan. Maar binnen onze afdeling leefde de opvatting dat dak- en thuisloosheid maar aangepakt kan worden met een stevige, bredere strategie met een duidelijk doelstellingenkader. Allerlei factoren, zoals bijvoorbeeld een dure huisvestingsmarkt, beïnvloeden de problematiek van de dak- en thuisloosheid. Dus moet je ook buiten de sector welzijn durven te gaan als je resultaten wil bereiken.’

‘Gelukkig is het thema sinds deze legislatuur uitdrukkelijk opgenomen in het Vlaams Actieplan voor Armoedebestrijding (VAPA). Hier hebben we het afgelopen jaar hard aan gewerkt. De uitdaging is nu om een globale strategie vorm te geven, dat zich vertakt over diverse sectoren en bestuursniveaus. Uit buitenlandse succesverhalen, zoals in Finland en andere Scandinavische landen, blijkt dat je met een globale strategie een en ander kan bereiken op voorwaarde dat je er heel veel partners bij betrekt. We hebben het dan niet alleen over overheidspartners, maar ook over de zogenaamde stakeholders op het terrein. Onlangs hebben we een zogenaamd Gemengd Platform opgericht met de belangrijkste partners om de Vlaamse strategie uit te werken. Om wat vlotter te werken, hebben we vanuit de Vlaamse administratie alvast een voorzet gegeven. In het Gemengd Platform is de sneuvelnota nu voor de eerste keer besproken en op het einde van dit jaar willen we landen met een Vlaamse strategie.’

‘In het Gemengd Platform zitten dus zowel welzijnsactoren als woonactoren en daarnaast nog een aantal verenigingen zoals Caritas die projecten opzetten voor dak- en thuislozen. Bij de welzijnsactoren zijn onder andere het Netwerk tegen armoede, Samenlevingsopbouw, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk en ook de CAW’s zelf vertegenwoordigd. De betrokken woonactoren zijn onder andere de Federatie van de Sociale Huisvestingsmaatschappijen, de Federatie van de Sociale Verhuurkantoren, het Vlaams Huurdersplatform en de Verenigde Eigenaars, een vereniging die de private eigenaars vertegenwoordigt. We zijn blij dat de private eigenaars mee aan tafel zitten, wat vroeger niet het geval was. Uiteraard zitten ook onze collega’s van Armoedebestrijding en van het Agentschap Wonen in het Gemengd Platform. Op die manier kunnen het beleidsdomein Wonen en het beleidsdomein Welzijn samen aan de kar trekken om tot een globale strategie te komen rond dak- en thuisloosheid.’

‘Om te kunnen meten of we vooruitgang boeken in de strijd tegen de dak- en thuisloosheid hebben we een ijkpunt nodig. Onze nulmeting is het onderzoek dat minister Vandeurzen in 2014 heeft laten uitvoeren. Dat was baanbrekend in die zin dat er voordien nog nooit een telling rond dak- en thuisloosheid was uitgevoerd in Vlaanderen. Het onderzoek onderscheidt drie subcategorieën. Ten eerste de mensen die in de nacht- of winteropvang verblijven. Daarvoor hebben medewerkers in alle nacht- en winteropvangplaatsen twee weken lang de cliënten geteld en minimale gegevens zoals geslacht, leeftijd en voorgaande overnachtingsplaatsen opgetekend. De tweede categorie zijn personen in de residentiële opvang van de thuislozenzorg, met name die van de CAW’s en de doorgangswoningen van de OCMW’s waar mensen tijdelijk kunnen wonen. Ook hier werd geteld over hoeveel unieke mensen het gaat. De derde categorie uit het onderzoek van 2014 zijn de mensen die in het vizier komen bij een dreigende uithuiszetting. Daarvoor heeft men gedurende een korte periode geteld hoeveel vorderingen tot uithuiszettingen er bij het OCMW in de bus vallen. De wet op de humanisering van de uithuiszetting gebiedt de griffie om aan het OCMW te melden dat er een vordering is ingeleid, tenzij de cliënt dat weigert. Op die manier kan het OCMW nog een en ander ondernemen, voor zover het geduld van de eigenaar dan nog niet op is.’

‘We nemen de tellingen uit het onderzoek als startpunt, zodat we kunnen nagaan hoe de situatie evolueert als gevolg van de beleidsacties uit de Vlaamse strategie. Maar er zijn wel nog veel meer categorieën dan de drie uit dit onderzoek. Momenteel loopt er op Belgisch niveau een onderzoek van twee jaar met federale middelen van Wetenschapsbeleid om tot cijferreeksen te komen waarmee men het effect van het beleid inzake dak- en thuisloosheid in België en Vlaanderen kan meten.’

‘Wat zijn nu de uitgangspunten of principes van de globale strategie? De Vlaamse regering aanvaardt dat het een complexe problematiek is. Dat wil ook zeggen dat er actie nodig is op alle bestuursniveaus en in meer dan één sector en op meer dan één beleidsdomein. Het volgende uitgangspunt is dat we vertrekken van de Europese Ethostypologie die dertien categorieën van dak- en thuisloosheid in kaart brengt. De consensus om met deze indeling te werken, maakt het makkelijker om acties op te zetten. Een ander uitgangspunt is dat de Vlaamse overheid een strategie wil uitwerken die oog heeft voor de langetermijnvisie. Dus langer dan deze legislatuur. In Finland heeft men er twee regeerperioden over gedaan om de dak- en thuisloosheid aanzienlijk te verminderen. Voorts is er ook het principe van de focus op preventie, bijvoorbeeld door woonbegeleiding in te schakelen alvorens er een vordering tot uithuiszetting is. In 2015 hebben we de CAW’s daarvoor trouwens al extra middelen gegeven. Maar de CAW’s kunnen dit niet alleen trekken, ook de lokale besturen kunnen op dit vlak veel betekenen. Een andere vorm van preventie richt zich op de instellingsverlaters, zoals gedetineerden, psychiatrische patiënten en jongeren die voorzieningen uit de bijzondere jeugdzorg verlaten.’

Caroline Beyers
Caroline Beyers